DAGBOEK 29 september 2002

Gisteren stormde het gigantisch, het was windkracht elf. Peter en ik zijn naar het grafje gewandeld. Op de een of andere manier verwacht ik er altijd iets aan te treffen. Ik voel een soort verwachtingsvolle spanning, die sterker wordt naarmate ik de begraafplaats nader.
We troffen een nieuw plantje aan met een lieve kaart erbij 'Justin, we missen je'. En een mooi plakwerk gemaakt door de kinderen van de crèche. En een prachtige beer zonder afzender. De hortensia's bloeien nog volop en staan mooi bij de kei met z'n naam erop.

Het was bijzonder, zo in de storm. De hoge bomen gingen als bezetenen tekeer, de wind loeide en er was niemand te bekennen. Het had iets heel puurs.

DAGBOEK 25 september 2002

Gisteren was het 24 september, de dag waarop Justin vier jaar geleden geboren werd. En net als toen was het een stralende dag: strakblauwe lucht met af en toe een wolkje en een warme najaarszon. En net als toen stond de kamer vol bloemen en bracht de postbode stapels kaarten. Het rook naar versgebakken appeltaart en er was veel bezoek.

Slechts één element ontbrak en dat was Justin zelf.
Wat een wrede constatering, een feest zonder jarige.
Een verjaardag zonder slingers, een afscheid van de crèche zonder kind.
Hoe anders had deze dag moeten zijn.

DAGBOEK 21 september 2002

Weer aan een dagboek beginnen, na zeker een jaar niet geschreven te hebben.
En niet zomaar. Ik bedoel, beginnen omdat Justin is overleden. Dood.
En dat gebeurde wél zomaar.

Het is nog steeds onbegrijpelijk.
En volslagen zinloos.
'Uw kind was wel erg ziek hoor.' Maar dat bedacht de dokter pas achteraf.
Achteraf, wat een rotwoord! Je kunt helemaal niets meer doen.
Het was TE LAAT.
'Verwonderlijk dat u het niet gezien heeft.'
Verwonderlijk?
V-E-R-S-C-H-R-I-K-K-E-LIJK

Waarom gingen er geen alarmbellen rinkelen?
Wat is hier de bedoeling van?

'Een antwoord op het waarom zult u nooit vinden,' zeggen de boeken.
'U moet het een plekje geven, en dat kost tijd, veel tijd.'


Er zijn slechte dagen en minder slechte dagen.
Gisteren was een betere dag. Veel afleiding, vriendjes van Elio op bezoek.
Dan is het draaglijk. Los van die loodzware baksteen in je buik, voel je dan af en toe niets en kunt soms zelfs lachen. Niet uitbundig, weinig meer dan een klinkende glimlach, maar toch.
De wetenschap dat je nooit meer dezelfde zult zijn, nooit meer hetzelfde leven zult leiden, nooit meer Justin op schoot kunt nemen, nooit meer Elio en Justin samen op het strand zult zien spelen, is pijnlijk en tegelijkertijd onvoorstelbaar.
Ik heb er geen beeld bij.
De toekomst is één grote duisternis, zonder één enkele zekerheid.
Natuurlijk zijn er eigenlijk nooit zekerheden geweest. Maar je dacht dat je ze had. Je creëerde ze, duwde onzekerheden weg en vertrouwde er in ieder geval ten volste op dat je kinderen er waren én bleven. Geen twijfel mogelijk. Er was in ieder geval één doel en dat was het groot brengen van twee kinderen tot zelfstandige, sociale en bij voorkeur gelukkige mensen. En daar omheen ontstond een manier van leven.
Rats! Weg basis.

Godzijdank is Elio er nog.
Maar voor een kind alleen ziet het gezinsleven er verdomd anders uit.