DAGBOEK 10 november 2002

Het leven na de dood houdt me bezig. Ik kan er helemaal niets mee dat Justin niet meer bestaat. Er moet iets zijn. Ik wil dat er iets is.

Zowel Peter als ik hebben heel duidelijk ervaren dat Justin er op een gegeven moment niet meer was. Zijn lichaam lag nog thuis opgebaard, maar hij was weg. Dat gebeurde de middag voordat hij in de kist werd gelegd. Misschien dat ik daardoor het sluiten van de kist niet als extreem zwaar heb ervaren. Het was slechts zijn lichaam. Ik heb zelfs gedacht: 'ga maar, je hebt je lang genoeg goed gehouden om ons aan je dood te laten wennen, laat maar los.'

Waar is hij naartoe gegaan? Waar is hij nu? We voelen hem voortdurend, vooral als we hier thuis zijn. Maar ook buiten. Het gebeurt regelmatig dat ons iets opvalt dat we opvatten als een teken, als iets van Justin. Zoals afgelopen vrijdag. We lopen het gangetje achter ons huis uit en onze blik wordt getrokken door een struik vol vlinders. Wel vijfentwintig, dertig dieprode vlinders. Op de hoek van de straat. Een plek waar we al minstens duizend keer langs zijn gekomen en waar we nooit ook maar één vlinder gezien hebben.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten