DAGBOEK 29 november 2002

Het lijkt wel of het dunne korstje dat zich in deze drie maanden op de rauwe wond van de plotselinge dood had gevormd, volledig verdwenen is. Als ik in gedachten de arts binnen zie komen in het kamertje in het ziekenhuis, waar ik in m'n eentje zit te wachten, raak ik in paniek. Alsof ik haar woorden 'Justin is dood' voor het eerst hoor.

Ook de uren vóór dat vreselijke moment hakken erin. Ik zie Justin in de buggy zitten, verslapt en naar adem happend.
En ik doe helemaal NIETS.
Ik wacht af.
De huisarts is met hem bezig, de ambulance is onderweg.
Ik besef totaal niet dat het zo SLECHT met hem gaat. Dat hij aan het doodgaan is. Gewoon voor m'n ogen.
En ik houd hem niet eens vast.
Ik geef hem over aan anderen met de rotsvaste overtuiging dat alles goed komt. Terwijl de tranen over mijn wangen stromen.
Ik ZAG het gewoon niet.
Of ik KEEK niet.

In het ziekenhuis heb ik wel even gedacht dat Justin er misschien iets aan over zou houden. Dat was het allerslechtste wat ik kon verzinnen. Hij zag zo bleek. Ik had geen contact met hem.
'Met een beetje zuurstof knapt hij wel op.'
Nou, dus niet.

Ik wil die dagen uit mijn geheugen knippen. Nooit meer wil ik die beelden zien. Ze verdringen ALLE herinneringen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten