INTERVIEW met de moeder van Jerome THEMA : troost

Ik denk dat de gespreksgroep van het ziekenhuis mij het meest geholpen heeft. Praten met andere ouders waarvan ook plotseling een kind is overleden. De herkenning geeft troost. Het is een soort ontlading, dat praten erover. Daarna kon ik er weer even tegen. Terwijl ik in het begin dacht: wat moet ik daar? Zes keer in een kringetje zitten?

Bezig zijn op de begraafplaats geeft mij ook altijd veel voldoening. Vooral in het voorjaar, dan is alles weer vers. Ik geniet er gewoon van als ik ernaar kijk, ben trots. De eerste maanden na zijn overlijden ging ik elke dag. Dat was bijna een dwangneurose. Ook als het slecht weer was. Juist als het slecht weer was. Een soort kwelling. Ik wilde doorweekt zijn. Jerome lag daar toch ook in de regen? Nu ga ik wat minder vaak naar het graf.

Ik heb veel gehuild. De tranen kwamen continu. Huilen lucht op. Nu huil ik nog elke dag, maar niet meer zo hevig. En ik zoek het meer op. Ik lees boeken van lotgenoten en gedichten. Ik kies muziek uit met teksten die over gemis gaan. Of ik bezoek de website van VOOK, de gedenksite, en lees de verhalen. Alleen maar om te janken.


Fragment uit het interview met de moeder van Jerome, gehouden op 21 december 2005.
Jerome is in 2003 plotseling overleden toen hij 3 jaar en 8 maanden oud was.
VOOK: Vereniging Ouders van een Overleden Kind

DAGBOEK 30 mei 2003

Sinds kort gaat Elio naar de vakantie-opvang. Niet zozeer omdat we die opvang nodig hebben. Het is meer uit sociale overwegingen. We gaan waarschijnlijk slechts twee weken op vakantie. De rest van de tijd zal Peter werken en zullen Elio en ik veel samen zijn. Het leek ons goed voor hem om een 'eigen plek' te hebben - los van thuis - waar hij lekker z'n gang kan gaan. Beter dan opgescheept zitten met een verdrietige moeder. Hij gaat twee dagen per week. Hij kent veel kinderen en vindt het leuk.

De eerste dag wandelen we erheen. De buitenschoolse opvang grenst aan het kinderdagverblijf waar Justin ook naartoe is gegaan. Ik krijg een rotgevoel in m'n buik bij de aanblik ervan. Elio zegt: 'Als Justin er nog zou zijn, zou hij daar spelen, en ik hier, en dan konden we ook even samen spelen.'
Ik denk: als Justin er nog was, zou hij al een jaar op school hebben gezeten. Allang niet meer op de crèche. Dan zouden jullie helemaal niet naar de vakantie-opvang gaan.
En ik zeg: 'Ja, dat zou leuk zijn hè?!'

INTERVIEW met de vader van Ariëlle THEMA : troost

Weet je wat mij geholpen heeft? In de natuur zijn. Ik ben heel erg gek op de natuur. Puur om de rust. Op Terschelling heb ik veel strandwandelingen gemaakt. Daar kon ik ook lekker schreeuwen. Dat weten maar heel weinig mensen, maar dat heb ik echt gedaan. Keihard. Ik ben graag bezig met haar graf. Dat deed ik altijd al, dingetjes voor haar doen. Ik heb haar wiegje en haar bedje beschilderd. Ik ga iets ontwerpen voor op het graf en het dan laten maken. Dat kan ik niet zelf. We hebben nu iets van plexiglas, maar dat gaat het niet tien jaar volhouden. Het mag geen standaard monument zijn. Het moet gevoel hebben.

Mijn interesses zijn eigenlijk minder geworden na haar dood. Ik had meer hobby's. Ik kwam regelmatig in de kroeg om te poolen en te biljarten. Nu ga ik zelden nog naar een café. Ik heb er geen zin meer in, ben rustiger geworden. Echt leuk om te doen vind ik vissen. Het maakt me niet eens zoveel uit of ik iets vang. Ja, ik zou het heel lang uithouden in een hutje op de hei.


Fragment uit het interview met de vader van Ariëlle, afgenomen op 16 maart 2006.
Ariëlle is in 2002 plotseling overleden toen ze bijna zevenenhalve maand oud was.

DAGBOEK 28 mei 2003

Elio heeft hoofdluis. Dat betekent: haren behandelen met speciale shampoo. Al het beddengoed op zestig graden wassen. En alle knuffels die niet gewassen kunnen worden in plastic zakken in de vriezer stoppen. Ook Aap moest eraan geloven. Best naar om te zien: Aap in elkaar gepropt in een vrieslade. Elio had er vreemd genoeg niet zo'n moeite mee. De kleren van Justin, die Aap gedragen had, moesten ook gewassen. En zo kwam het dat ze opeens weer in de wasmand lagen. Nog één keer die kleine onderbroekjes opvouwen. Hij had veel onderbroekjes. In allerlei kleuren. Ondanks zijn zindelijkheid ging er weleens wat mis. Ze roken vaak een beetje naar plas. Even lagen ze weer op de plekken waar ze eigenlijk horen. Rondslingerend op bed. In een hoopje op de grond. Aan de waslijn. Nu liggen ze weer roerloos in de kast.

INTERVIEW met de moeder van Jasmijn THEMA : familie & vrienden

Er waren altijd mensen om ons heen in de weken na het overlijden van Jasmijn. Dag en nacht. We sliepen met z'n allen op een rijtje in de woonkamer. Sommigen wilden gewoon niet meer in hun eigen huis zijn. Na vier maanden wilde ik rust. Ik was zwanger. En ik wilde bezig zijn met Lieve Engeltjes, een contactgroep voor ouders van een overleden kind. Ik wilde mailen met lotgenoten. Maar daar kwam ik niet aan toe. Er stond telkens weer iemand op de stoep. Ik ging me terugtrekken. Een psychiater zei dat dit normaal gedrag was. Je kunt het vergelijken met een gewond dier. Dat wil zich ook terugtrekken in een hoekje.

Onze vrienden moesten ons ook loslaten. Een aantal kon dat echt niet. Vond dat ze naar ons toe moesten, ons moesten helpen. Achteraf bleek dat best veel vrienden hiermee geworsteld hebben. Ze konden moeilijk accepteren dat we rust nodig hadden. Ze dachten: o, nu zijn we ineens overbodig. Het is ook lastig. Je kunt als buitenstaander niet weten wat goed is en wat niet. Dus: luister naar de ouders. Als ze vragen om rust: geef die dan.

Wij zijn heel open geweest. Dat heeft - denk ik - voor anderen een drempel weggenomen, waardoor ze naar ons toe kwamen. Ik heb nog steeds het liefst dat mensen gewoon over Jasmijn praten. Wees niet bang om haar naam te noemen! Voor sommigen is het zo beladen. Ze worden helemaal rood als ze per ongeluk 'Jasmijn' tegen onze andere dochter zeggen. Maar ik vind dat helemaal niet erg.

Waar ik niet zoveel aan gehad heb, zijn opmerkingen als 'bel maar als je iets nodig hebt' en 'als ik moet koken, zeg je het maar'. Ik ga echt niet bellen om te vragen of iemand eten komt brengen. Dat moet je gewoon doen. Dus maak die pas soep maar!


Fragment uit het interview met de moeder van Jasmijn, gehouden op 2 november 2006.
Jasmijn is in 2003 plotseling overleden, ze was toen ruim vierenhalf jaar oud.

DAGBOEK 25 mei 2003

Elio komt naar beneden met Aap. Aap is een knuffel die hij van oma gekregen heeft. Aap bestaat voornamelijk uit lange armen en lange benen en kan gezellig om je nek hangen. Elio heeft Aap een pyjama van zichzelf aangetrokken. Hij is erg verguld met het resultaat. De pyjama is veel te ruim. Elio constateert dat Aap ongeveer even groot is als Justin. De optelsom is gauw gemaakt: Aap moet kleren van Justin aan. We gaan naar het kamertje. Ik kies een onderbroek, hemdje, lange broek, trui en sokken uit. En ook een pyjama en de geel met wit gestreepte badjas. Deze kleren passen een stuk beter. Even later zit Elio met Aap op schoot tv te kijken. Hij straalt en zegt dat Aap de liefste is van de hele wereld.

's Middags gaan we naar een feestje bij vrienden. Aap moet mee. Peter vindt dat dit niet kan. Het is inderdaad een beetje luguber om te zien. Wat zullen de anderen ervan denken? Ik vind het gevoel van Elio belangrijker dan de mening van anderen. Elio doet gewoon wat hem ingeeft. Hij is opgetogen, heeft er geen 'verkeerd' gevoel bij. Toch heeft hij wel door dat het niet helemaal 'normaal' is. Hij merkt op dat als hij Aap mee naar school neemt, hij vast uitgelachen wordt.

In de auto zit Aap naast hem. Op zijn vraag wie er allemaal komen, antwoord ik dat er ook een paar grote kinderen zullen zijn. Na een korte stilte zegt hij ineens: 'Dan laat ik Aap maar in de auto.' Als we een paar uur later uitgezwaaid worden, laat hij Aap vol trots zien. Zonder een spoortje gêne.

De daaropvolgende dagen moet Aap elke ochtend en elke avond aan- en uitgekleed worden. Het weer verandert. Het wordt warmer. Aap krijgt 's nachts alleen nog een onderbroekje aan. En ten slotte helemaal geen kleren meer.

DAGBOEK 24 mei 2003

Gisteren ben ik een aantal vriendinnen gaan vertellen dat ik zwanger ben. Spontaan. Ze waren zo blij voor me! Op de terugweg in de auto dacht ik: wat er ook gebeurt, hoe dit ook gaat verlopen, dit supergevoel van vandaag kan niemand me meer afnemen.

INTERVIEW met de vader van Rosa THEMA : gedenken

Een jaar na het overlijden van Rosa hebben we een soort receptie gegeven op haar sterfdag. Vlakbij de begraafplaats, in een mooie ruimte. Het was heel druk. De mensen vonden het fijn en wij ook. Het tweede jaar hebben we het thuis gedaan. Toen was het ook heel druk en fijn. Het derde jaar hebben we het weer thuis gedaan. Toen was het niet druk en vonden we het helemaal niet zo fijn. Iedereen zat te kletsen over de wintersportvakantie, wijzelf incluis. Er was totaal geen rust. Het ging niet over Rosa. We hadden er geen goed gevoel over. Kennelijk moet je op een gegeven moment een andere vorm kiezen.


Fragment uit het interview met de vader van Rosa, gehouden op 16 oktober 2006.
Rosa is in 2003 plotseling overleden, ze was toen bijna negen jaar oud.

INTERVIEW met de ouders van Nini THEMA : familie & vrienden

We hebben ons nogal verlaten gevoeld door onze vrienden. We hadden het gevoel dat we in een geïsoleerde ruimte zaten waar we niet uit konden breken. En waar anderen ons niet konden of wilden bereiken. Het waren de mensen uit de buurt die belangstelling toonden. Steun hebben we vooral gekregen uit onverwachte hoek: van mensen die er niet direct iets mee 'hoefden'.

Een heleboel mensen konden er niet mee omgaan. Je hebt een min of meer direct antwoord nodig. Een begrijpend antwoord. Van iemand die op hetzelfde niveau durft te praten. Sommigen zeiden wel dat ze het moeilijk vonden. Maar dat was altijd later. Niet toen we het nodig hadden.

Mensen gaan vooruit denken. Ze gaan bedenken wat ze zouden moeten zeggen als jij negatief reageert op de vraag: hoe gaat het? Ze weten dat ze daar geen antwoord op hebben. Dus stellen ze de vraag niet.

Weet je wat een fijne reactie was? 'Ik weet niet wat ik moet zeggen, geef mij maar een borrel.' Dat zei onze buurman, meteen na de crematie. Hij was eerlijk. Zichzelf. Dat was eigenlijk veel beter dan die nietszeggende briefjes.


Fragment uit het interview met de ouders van Nini, gehouden op 30 januari 2006.
Nini is door zuurstoftekort tijdens de geboorte ernstig gehandicapt geraakt.
Ze is in 1982 overleden toen ze bijna zes jaar oud was.

INTERVIEW met de vader van Bob THEMA : familie & vrienden

Toen Bob overleed waren onze vrienden er voor ons. Met het verstrijken van de tijd is het contact weer geworden zoals het was. We weten allemaal wat er gebeurd is. Het komt weleens ter sprake. Maar het is niet zo dat we onze vrienden in plaats van twee keer ineens drie keer per week zien. De goede vrienden zijn gewoon de goede vrienden gebleven. Het groepje is wat kleiner. En wellicht wat hechter. Maar ik kan niet zeggen dat we door het overlijden betere of andere vrienden geworden zijn.

Het verliezen van een kind is niet uit te leggen. Niet te bevatten voor mensen die het niet hebben meegemaakt. Ze proberen het te begrijpen maar ik denk niet dat ze de essentie kunnen pakken. En dat neem ik hen helemaal niet kwalijk. Het belangrijkste is dat mensen betrokkenheid tonen. Dat is de kern van vriendschap. Veel meer vraag ik niet. Het gaat om wederzijds respect. De ander respecteert mijn verdriet en ellende. Ik respecteer dat de ander het moeilijk vindt om erover te praten.

Al stuur je maar het meest lullige kaartje. Zo'n voorgedrukte. Je schrijft er 'sterkte' op en plakt er een postzegel op. Maar helemaal niets laten horen... Dan denk ik: je doet er geen grammetje moeite voor. Je waardeert de vriendschap niet. Het gaat je alleen om de goede tijden.


Fragment uit het interview met de vader van Bob, gehouden op 15 januari 2006.
Bob is in 2003 overleden, hij is slechts 3 uur oud geworden.

INTERVIEW met de vader van Ariëlle THEMA : familie & vrienden

Als ik bij m'n vrienden ben, probeer ik het een beetje weg te stoppen. Ik wil zo snel mogelijk de draad weer oppakken. Voor hen. Het er niet meer over hebben. Bij hen bestaat het niet. Ze vragen ook niet hoe het met mij gaat. Dat vind ik trouwens niet altijd even prettig. Er is sowieso een onderscheid tussen vrienden met kinderen en vrienden zonder. Die laatste snappen niet dat je er na drieënhalf jaar nog mee bezig bent. Mijn vrienden tenminste niet.

Ik zou willen dat ze haar naam blijven noemen. Nu gaat het alleen maar om mijn zoon. Het stoort me weleens dat mijn ouders of schoonouders zeggen dat ze maar één kleinkind hebben. Dat is niet zo. Wij hebben twee kinderen. Een is een engeltje.

Buitenstaanders benadrukken vooral de zwarte kant. Ze willen horen hoe ze dood is gegaan en hoe slecht je leven geworden is. Met familie kijk je ook naar de leuke dingen die we met Ariëlle hebben meegemaakt. Ze heeft geleefd hoor!


Fragment uit het interview met de vader van Ariëlle, gehouden op 16 maart 2006.
Ariëlle is in 2002 plotseling overleden toen ze bijna zevenenhalve maand oud was.

DAGBOEK 19 mei 2003

Elio vraagt welke wensen echt uitkomen:

- Kun je wensen dat Justin terugkomt?
- Je kunt het wel wensen, maar het gebeurt niet.
- Dan wens ik maar een Beyblade.*

Het houdt hem bezig, hij wil een antwoord. Tot nu toe is geen een van zijn wensen in vervulling gegaan. Wat heeft het dan nog voor zin om te wensen?


* een Beyblade is een soort supertol en momenteel een enorme rage.

INTERVIEW met de vader van Luuk THEMA : familie & vrienden

Of ik contact met familie en vrienden ben kwijtgeraakt door het overlijden van Luuk? Kwijtgeraakt klinkt alsof het je overkomen is. En zo ervaar ik het niet. Het heeft er meer mee te maken dat wij zelf veel minder behoefte hebben aan het stoppen van energie in allerlei gesprekjes, ontmoetingen en afspraakjes waar we niet zoveel aan hebben, waar we soms helemaal niets aan hebben. Dat is een harde boodschap. Vaak verwoord ik die niet eens, daar ben ik te schijterig voor. Maar het komt wel tot uiting in mijn gedrag. Ik zoek het niet op, ik wijs uitnodigingen af. Met mensen die ons nabij zijn, is de band alleen maar hechter geworden. Waar het contact toch al een beetje flauwtjes was, is verwijdering ontstaan. Wij willen geen bullshit meer, geen tijd besteden aan dingen waar we de puf niet voor hebben. Weg met de social talks en de oppervlakkige verjaardagsfeestjes. Het wordt daardoor echt niet alleen maar zwaar en serieus. In veel dingen die we met vrienden en familie doen, zit ook geluk en plezier. Er zijn nog steeds veel mensen om ons heen hoor! We zijn niet vervreemd, we zijn geen kluizenaars geworden. Wél selectiever: we zoeken naar die contacten waar wij - en ook die ander(-en) - wat aan hebben. Al die spelletjes om je mooier voor te doen dan je bent, al dat theater, proberen we te laten varen. Dan is het veel meer in evenwicht.

De dood van Luuk is ingrijpend en moeilijk om mee om te gaan. Dat is zo. Maar er rust zo'n taboe op het kunnen zeggen dat iets op een bepaald moment anders is geworden: stroever, moeilijker, dat het contact niet meer brengt wat het gebracht heeft. Onze 'boodschap' is: accepteer het, accepteer dat het zo is. Laat het even rusten, het kost gewoon te veel energie, te veel tranen, te veel pijn om er doorheen te beuken. Het is mooi als je kunt zeggen: 'Het werkt zo niet. Jij hebt er moeite mee, wij hebben er moeite mee, kun je het laten? Kun je er vrede mee hebben dat het (even) niet werkt?' Wij weten dat de ander z'n eigen verdriet heeft, maar we beschouwen onszelf toch meer als aangeschoten wild. Gun ons deze situatie nou, anders gaan we dingen faken. Onze waardering voor de ander zal alleen maar groter zijn. Het is de meest kwetsbare vorm die je aan kunt nemen. En de deur hoeft echt niet voorgoed dicht te gaan.

Ik heb er wat aan als mensen inlevend zijn. Ze hoeven niet meteen de helpende hand te bieden en iets te gaan doen; het zit veel meer in tonen dat je snapt en aanvoelt waar we ons in bevinden. Dat kan iets heel kleins zijn, een heel kort moment. Dat is veel waardevoller dan er bijvoorbeeld eens een avondje voor gaan zitten om te bespreken hoe het nou eigenlijk allemaal gaat. Dan voel ik me net een patiënt...


Fragment uit het interview met de vader van Luuk, gehouden op 15 juni 2006.
Luuk is in 2004 plotseling overleden, hij was toen ruim vijfenhalf jaar oud.

INTERVIEW met de moeder van Johnny THEMA : familie & vrienden

Ik heb niet het gevoel gehad dat mijn familie en vrienden mij begrepen. Ten eerste had je vroeger veel minder vriendinnen dan nu. En als je eenmaal getrouwd was, zag je ze nauwelijks nog. Bovendien werd er niet over gepraat. Je moest na een bepaald aantal weken ophouden met zeuren. Johnny was het eerste kind dat overleed: het was voor iedereen een nieuwe, vreemde situatie.

Ik had graag willen horen dat ik goed geweest ben voor de kinderen, dat ik Johnny goed verzorgd heb. Een paar vriendelijke woorden. Geen medelijden.

Het zou fijn geweest zijn als er wél over gesproken had kunnen worden, dan had ik het misschien beter kunnen verwerken. Ik heb het mijn hele leven alleen moeten dragen.


Fragment uit het interview met de moeder van Johnny, gehouden op 23 maart 2006.
Johnny is plotseling overleden in 1963, hij was toen vierenhalf jaar oud.

DAGBOEK 16 mei 2003

Ik denk dat het voor anderen soms moeilijk is om met ons om te gaan. We kunnen heel afstandelijk overkomen, de telefoon dagenlang niet opnemen of steeds weer een uitnodiging afslaan. Wat moet je doen als welwillende ander? Als ik met betraande ogen bij school sta, kan dat twee dingen betekenen: of ik wil graag met iemand praten want ik heb verdriet, of ik wil juist even niet aangesproken worden want dan ga ik weer huilen. Hoe weet je dat? Hoe weet je wat een ander wil als de signalen op verschillende manieren geinterpreteerd kunnen worden en zo onvertrouwd zijn? Hoe ga je om met iemand die zo'n onvoorstelbaar verdriet heeft? En hoeveel confronteert het je met je eigen kwetsbaarheid, vooral wat je kinderen betreft?

Sinds 29 augustus 2002 ben ik 'moeder van een overleden kind'. En dat lijkt met dikke letters op mijn voorhoofd te staan. Mensen benaderen mij niet meer spontaan. Ze zijn op hun hoede, denken na voordat ze iets zeggen. Of lopen mij straal voorbij. (Dit geldt gelukkig niet voor iedereen.) Ik probeer open te zijn, vertel uit mezelf iets, draag geen donkere zonnebril en schaam me niet voor mijn rooddoorlopen ogen. Gelukkig zit dat in mij en kan ik dus redelijk mezelf zijn. Maar ook voor mij geldt dat ik in een situatie terecht ben gekomen waar ik volstrekt geen ervaring mee heb en waar geen draaiboeken voor bestaan. Voor mij is het echter een realiteit die vierentwintig uur per dag aanwezig is. No escape. Ik moet er iets mee doen. Ik doe dus maar wat mijn gevoel me ingeeft. En ik adviseer anderen om dat ook te doen. Doe wat je denkt dat goed is en wees niet teleurgesteld als dat niet precies is waar ik op een bepaald moment behoefte aan heb. Het feit dat je iets doet, al is het slechts een klopje op mijn schouder, telt. En een eventuele afwijzing is nooit persoonlijk bedoeld.

TROOSTBOEK Mijn stille kind - Els Rosenmöller

Ik miste hem. Hij had bij me moeten zijn, dit moment hadden we samen moeten delen. Maar zoals zo vaak in dit gevecht voor Suzan doolden we ieder op ons eigen pad, alsof dat uitgestippeld was. Rouwspecialisten waarschuwen je ervoor dat het verlies van een kind er zo diep bij de ouders inhakt, dat de diepte waarin je wegzakt onbereikbaar is voor de ander. Het verdriet is te persoonlijk om met iemand anders te delen, zelfs niet met je eigen man of vrouw.
Dat zal ons niet gebeuren, denk je dan, maar het gebeurt. Je staat erbij en je kijkt ernaar.

Vastgeklampt aan wrakhout dreven we verder uit elkaar. Onze kameraadschap bestond niet meer, vroeger bestond niet meer. Onze toekomst leek uit onmacht te bestaan en wierp haar inktzwarte schaduw vooruit. Daardoor verloren we zicht op de werkelijkheid, op elkaar. Het was de angst die ons beiden had opgesloten.

We waren andere mensen geworden, in een andere wereld.


(bladzijde 93, 108, 117)
Uitgeverij De Fontein, 1997, ISBN 90 261 1333 1

DAGBOEK 13 mei 2003

De bel gaat. Ik zit op zolder en doe een zoveelste poging om wat te werken. Ik twijfel of ik open zal doen. De telefoon laat ik ook zeer regelmatig gaan. Gelukkig accepteren de meeste bellers dat en spreken in dat ze zelf weer contact op zullen nemen. 's Avonds ben ik gewoon te moe om een gesprek te voeren. Overdag heb ik veel energie en rust nodig om de dagelijkse dingen te kunnen doen.

Ik besluit toch naar beneden te gaan. Een klasgenoot van de middelbare school staat op de stoep. Ik heb haar minstens zeven jaar geleden voor het laatst gezien. Ze heeft het gehoord van Justin. Of ik wil vertellen wat er gebeurd is. Ik probeer een kort, afstandelijk verslag te geven. Maar het lukt me niet. De tranen stromen over mijn wangen. Het vreemde is dat ik beter kan vertellen over de periode dat hij dood is, dan over zijn sterven. Dat is een vreselijk traumatische gebeurtenis.

We kwamen dinsdag terug van vakantie uit Frankrijk. Tijdens de autorit, die we trouwens heel relaxed hebben laten verlopen, was Justin al niet helemaal lekker. Hij wilde nauwelijks eten en het stickerboek waar hij altijd dol op was, kon hem niet boeien. Om half elf 's avonds lag hij in bed. Hij viel meteen in slaap met zijn vertrouwde knuffel en dito speen. De volgende ochtend moest hij overgeven. Dat zat hem dus dwars. Dachten wij. De rest van de dag bracht hij door op de bank in de kamer. Hij spuugde veel. Wij waren bezig met uitpakken, post lezen en wassen draaien. Met frisse tegenzin bereidden we ons voor op het nieuwe werk- en schoolseizoen. Peter moest donderdag beginnen met een presentatie op zijn werk. Elio had zwemles en mocht waarschijnlijk naar het volgende bad. Belangrijke zaken.

Die woensdagnacht sliep Justin slecht. Hij woelde, klaagde dat hij het warm had - terwijl hij koortsvrij was - ademde slecht, kon de slaap niet vatten. Maar hij spuugde niet meer, hield weer wat water binnen, plaste normaal en had geen diarree. We waren er zo van overtuigd dat hij met wat slaap op zou knappen, dat we niet eens op het idee kwamen om de dokter te bellen. Zijn benauwdheid was ons bekend. Hij had een lichte vorm van astma en kreeg daar medicijnen voor. De volgende ochtend maakte Peter toch een afspraak met de huisarts. Een vervanger. Peter was niet ongerust. Hij heeft het woord benauwdheid niet in de mond genomen. Ik vertrok met Elio naar het zwembad. Peter verruilde zijn korte broek voor z'n pak en ging meteen na mijn terugkomst naar Den Haag. Elio ging bij een vriendje spelen zodat ik rustig met Justin naar de dokter kon.

Ik was ongerust. Ik drentelde om hem heen. Hij lag ondertussen in zijn eigen bed, boven. Ik gaf hem drinken, maakte zijn washandje nat, wreef zijn vingers - die opvallend koud aanvoelden - maar kreeg ze niet warm. Ook de kruik die ik bij z'n voeten legde, leek weinig effect te hebben. Hij lag met zijn armpjes omhoog, ademde snel, zijn borstkas bewoog zichtbaar. Ik keek honderd keer op mijn horloge. Eindelijk droeg ik hem de auto in. Hij voelde slap. Zei niets. Er flitste door mijn hoofd dat ik helemaal niet naar de dokter moest maar naar het ziekenhuis.

Toch rijd ik naar de huisarts. Ik sjouw de hele parkeergarage door en wacht netjes in de wachtkamer op mijn beurt. Een vrouw laat mij voorgaan, ze weet me daartoe slechts met moeite te overreden. De dokter zegt: 'Daar zit een jongetje dat het heel benauwd heeft', en beantwoordt vervolgens tamelijk uitvoerig een telefoontje. Ik sta erbij en doe niets. Justin hangt slap in de buggy. De dokter onderzoekt hem. Mijn mededeling dat Justin zich steeds verslikt, brengt iets bij hem teweeg. Hij bestelt onmiddellijk een ambulance. Justin kijkt me niet meer aan. Ik barst in huilen uit. Voel me voornamelijk opgelucht. De arts heeft immers gezegd dat Justin zal opknappen als hij wat zuurstof krijgt. Eindelijk gebeurt er iets.

Het ambulancepersoneel draagt hem de ziekenwagen in. Hij krijgt zuurstof en een infuus. Ik houd zijn voetje vast. De broeder pakt ineens een beer, ergens van een plank. 'Hier, voor als hij weer beter is.' Verbaasd vraag ik me af of ze een hele voorraad knuffels klaar hebben liggen voor zieke kinderen. In mijn ooghoek zie ik de lijnen op de monitoren niet veranderen. Ik laat dit beeld niet tot me doordringen.

In het ziekenhuis aangekomen, wordt Justin met de lift naar boven gebracht. Een heel team staat klaar. Er wordt van alles geroepen. Ik voel me overbodig. Een verpleegkundige brengt me naar een klein kamertje. Niemand zegt iets over de toestand van Justin. Behalve een jeugdige co-assistent: ze mompelt dat ze niet weet waar het over gaat, maar dat het wel goed zal komen. Ik ben blij als ze me alleen laat. Naast mij hoor ik een vrouw hartverscheurend huilen. Die heeft een slecht bericht gekregen, denk ik, maar mij komen ze zo vertellen dat het goed gaat met Justin. Ik huil met haar mee. Dan komt de kinderarts met twee verpleegkundigen mijn kamertje binnen. Ze schudt haar hoofd en zegt: 'Justin is overleden.' En ik weet dat het waar is. Ik schreeuw: 'Neeeeeeeeeeeeeeeeeee', en kan niet meer stoppen. Minutenlang krijs ik de longen uit mijn lijf. Zodra ik ophoud met schreeuwen, voel ik me zo verschrikkelijk dat ik weer opnieuw begin. Niemand kan mij troosten.

Na een heel lange tijd kom ik toch wat tot bedaren. Peter loopt de kamer binnen. Ik had hem gebeld meteen nadat ik in het ziekenhuis was aangekomen. Hij kijkt verwilderd en zegt: 'Wat is hier in godsnaam aan de hand?' Ik zeg: 'Justin is dood.' Natuurlijk geloof hij het niet. Hij wil hem zien. Ik niet.

Daar ligt hij, met zijn ogen een klein stukje open. Zo duidelijk dood. Zo overduidelijk. Geen twijfel mogelijk. En geen hoop.

Mijn klasgenote huilt met me mee. Elke keer als ik het verhaal vertel, doet het zo'n afgrijselijke pijn. Daarom vertel ik het nog maar zelden. Ik zou willen dat die twee dagen uit mijn geheugen gewist konden worden. Een zwart gat is duizendmaal beter dan deze beelden. Maar ik zal ermee moeten leren leven.

DAGBOEK 12 mei 2003

Mijn vriendin nodigt ons uit voor de verjaardag van haar zoon. Hij wordt vijf. Ik zeg dat we komen. Later mailt ze dat ze dondersgoed beseft dat dit een beladen verjaardag voor ons is. En dat ze het enorm waardeert dat we van de partij zullen zijn. Het wordt de eerste keer dat we van dichtbij een verjaardag van een vierjarige gaan meemaken. Ik denk dat we het aankunnen. Maar ik zal blij zijn als het voorbij is en alle kinderen die we kennen deze mijlpaal achter zich hebben gelaten. Justin is niet eens vier geworden... Bijna een maand voor zijn verjaardag is hij weggegaan. Want zo voelt het soms: hij kwam en hij ging. Hij was er in een heel intense, drukke periode, toen we als dertigers bezig waren om vorm aan ons leven te geven met twee kinderen, ambities, sociale contacten en al het 'moeten' waar we aan blootgesteld waren. Ik werkte sinds een tijdje voornamelijk thuis, als freelancer. Ik zag uit naar de nieuwe periode waarin beide kinderen naar school zouden gaan en er eindelijk een beetje rust en - naar ik hoopte - meer stabiliteit zou ontstaan.

Ook Justin keek reikhalzend uit naar zijn nieuwe leventje. Hij was al maanden bezig met zijn partijtje, wist precies wie hij uit zou nodigen. Hij kende de juf van zijn klas en zelfs al een paar kinderen; hij was immers twee jaar lang mee geweest om zijn broer te brengen en te halen. In Frankrijk, op vakantie, had hij een rugzakje uitgekozen waarmee hij trots rondstapte op de camping. Zijn nieuwe stoere winterschoenen stonden al klaar. Soms deed hij ze even aan, om te oefenen. Nu staan ze in de kast. Ongedragen.

INTERVIEW met de vader van Rosa THEMA : familie & vrienden

We hebben ons na het overlijden van Rosa erg gericht op onze directe omgeving: onze vrienden en kennissen, onze buurt. Daar hebben we ons voor opengesteld. Dat heeft tot een enorme intensivering van vriendschappen geleid. Toen we na verloop van tijd de dingen weer zelf wilden gaan doen, hielden we het niet vol om die sociale contacten allemaal te blijven onderhouden. Dat gaf spanning: we moesten mensen laten schieten, terwijl we zo blij waren geweest met hun hulp.

Lange tijd heb ik allerlei collectieve gebeurtenissen gemeden. Afdelingsuitjes van het werk, nieuwjaarsborrels. Dat was niet goed. Voor mijn functioneren is het niet handig als ik daar niet ben. Die gelegenheden geven nou juist de jeu waardoor allerlei andere dingen weer wat makkelijker gaan.

Ik voel me vaak eenzaam door wat ik heb meegemaakt. Mensen begrijpen niet wat het betekent om verder te leven op deze manier. Dat geldt eigenlijk vooral voor een wat bredere sociale kring. Niet voor wat ik mijn vrienden noem. Ik heb het gevoel dat die er wel aandacht voor hebben, het wel weten. Het feit dat mensen aandacht aan je besteden maakt je minder eenzaam. Maar er zijn ook mensen die teveel aandacht aan je besteden. Die elke keer zeggen: 'Het is ook zo erg voor jullie.' Dat wil je ook niet, dat is te zwaar. Ik wil niet diegene zijn waarmee het altijd zo zwaar is. Dat is het verwarrende. Het zijn die verschillende lagen die tegelijkertijd bestaan en die je zelf ook niet allemaal kunt beheersen.


Fragment uit het interview met de vader van Rosa, gehouden op 16 oktober 2006.
Rosa is in 2003 plotseling overleden, ze was toen bijna negen jaar oud.

INTERVIEW met de moeder van Joep THEMA : familie & vrienden

Er vindt een verschuiving in je vriendenkring plaats, een soort natuurlijke selectie. Meer dan de helft van de echt goede vrienden is afgevallen: de afstand is groter geworden. Maar met een aantal ga je enorm de diepte in. Je hebt het over leven, dood, euthanasie, opvoeding en over wat we nou eigenlijk betekenen in het leven. Daar komen zulke mooie gesprekken uit voort.

Ik houd mezelf voor dat ik niet veranderd ben qua karakter. Ik leg de accenten misschien anders, maar ik ben dezelfde persoon als voordat Joep stierf. Ik kijk alleen anders tegen het leven aan. Dat maakt soms dat je het niet meer met elkaar eens kunt zijn. Ik haak bijvoorbeeld af als vrienden onachtzaam zijn met hun kinderen; als ze een kind twee uur lang in bed laten liggen huilen. En ik ben sneller klaar met mensen die oppervlakkig zijn, die blijven namelijk oppervlakkig.

Ouders die ook een kind hebben verloren zijn er bij gekomen. Met hen deel ik dat stuk, met de andere vrienden deel ik andere sores. Ik probeer het te scheiden. Soms laat ik Joep thuis, dan is de ander aan de beurt.

Als ik merk dat mensen het moeilijk vinden om erover te beginnen, begin ik. Daar heb ik geen moeite mee, ik ben blij dat ik dat kan. Je ziet soms letterlijk de opluchting bij de ander. Maar ik voel het ook bij mezelf: de gespannen situatie is doorbroken. Als het eenmaal gezegd is kun je ook weer overstappen op luchtigere onderwerpen. Mensen moeten gewoon zeggen wat ze denken - hoe stuntelig ook - of zeggen dat ze niet weten wat ze moeten zeggen. Elke poging om te laten merken dat je meeleeft is voor mij een opening. Je hoeft echt niet alles te zeggen, maar het helpt als je de deur op een kiertje zet.


Fragment uit het interview met de moeder van Joep, gehouden op 10 maart 2006.
Joep kreeg hersenvliesontsteking toen hij 9 weken oud was en is de rest van zijn korte leven ziek geweest. Hij is in 2004 overleden toen hij bijna 3 jaar oud was.

DAGBOEK 8 mei 2003

Vandaag hebben we 'het' aan Elio verteld. Het is moederdag en we zitten op het grote bed, ik met het traditionele moederdagontbijt op schoot bestaande uit beschuit en aardbeien met slagroom.
- Elio, er zit een baby in mama's buik.
- Echt?
- Ja, het is nog heel klein.
- O, ik wil dat het een meisje is.
Hij kijkt naar wat plaatjes in een tijdschrift voor zwangeren en pakt zijn lego.

INTERVIEW met de vader van Milan THEMA : familie & vrienden

Na het overlijden van Milan is het contact met veel mensen heel intens geweest. Dat is een tijdje zo gebleven en nu zit het patroon van 'ervoor' er weer in. Het intense is weg. Ik betrap mezelf erop dat ik een soort verwachtingspatroon heb. Ik verwacht toch op bepaalde momenten een belletje of zoiets, en heb dan een rotgevoel als dat niet gebeurt. Iemand uit de gespreksgroep zei treffend: 'Je zit eigenlijk te wachten totdat de telefoon gaat, maar als ie gaat heb je geen zin om hem op te pakken.'

Nee, ik denk niet dat familie en vrienden mij begrijpen. Dat is het moeilijke. Sinterklaas hebben we vorig jaar bij mijn jongste broer gevierd. Mijn vader, die erg ziek is, had een sinterklaas geregeld. Het was heel gezellig, iedereen was blij en vierde feest, maar wij zaten er met een dubbel gevoel: wij misten iemand. En niemand heeft er aan gerefereerd, heeft even een hand op mijn schouder gelegd of een knipoog gegeven. Zij gaan door, zitten in die trein en gaan maar door en door en wij staan er een beetje bij te kijken.


Fragment uit het interview met de vader van Milan, gehouden op 1 juni 2006.
Milan is in 2002 plotseling overleden toen hij bijna drieënhalf jaar oud was.

INTERVIEW met de moeder van Floris THEMA : familie & vrienden

Er zijn verschillende vriendenkringen: kring een zijn de meest hechte vrienden, daarna heb je kring twee, kring drie enzovoort. In kring een zaten zo'n vijftien vrienden. Daar zijn er ongeveer drie van overgebleven. Een aantal is van kring veranderd, van kring een naar kring drie bijvoorbeeld. Iemand uit kring een heeft helemaal niets van zich laten horen. Daar kan ik totaal niet bij, die heb ik uit mijn vriendenkring verbannen. Ik denk niet dat dit contact ooit herstelt.

Ik vind het fijn als mensen vragen over Floris stellen zoals: 'Waar speelde hij graag mee?' Daarmee houd je hem levend. Wat ik ook heel fijn vind is als mensen uit zichzelf naar het graf gaan, vooral als ze dan iets achterlaten.

Als mensen vragen: 'Hoe gaat het me je?' denk ik altijd dat het gekoppeld is aan Floris. Dat vind ik beladen. Tegenwoordig antwoord ik: 'Bedoel je met mij en Floris, met de kinderen of met de rest?'


Fragment uit het interview met de moeder van Floris, gehouden op 21 januari 2006.
Floris is in 2003 plotseling overleden, hij was toen ruim twee jaar oud. Hij heeft een tweelingzusje Magalie.

DAGBOEK 3 mei 2003

We zijn een paar dagen naar Otterlo geweest met m'n ouders. Tijdens een fietstochtje op de Veluwe vroeg mijn vader, nadat hij even op ons had staan wachten en wij hijgend aan kwamen rijden, 'En, zijn we compleet?' Waarop ik antwoordde dat we nooit meer compleet zijn. Dat voelden we heel sterk tijdens deze eerste vakantie. Als je ons zo ziet, als buitenstaander, heb je geen flauw benul van de tragedie die zich heeft afgespeeld. Vader, moeder en zoon, op de skelter door het boerenland, fototoestel in de aanslag. Maar hoe vaak is dat wat je ziet de werkelijkheid? Ik kan wel uitschreeuwen dat het niet is wat het lijkt. Dat er eentje mist. Dat we voortdurend pijn voelen. Ook al lachen we of mopperen we over een slecht aangegeven route. Wanneer zal ik weer in staat zijn om aan Justin te denken zoals hij was? Zonder ook verdriet, ongeloof en woede te voelen?

INTERVIEW met de moeder van Jip THEMA : afscheid

Het ging zo snel, zo onverwacht, we beseften niet dat Jip dood zou gaan. Als een kind overgeeft gaat het niet dood. Het onbegrip blijft. Hoe kon dit gebeuren? Waar is hij nou uiteindelijk aan gestorven? Een gezond kind dat zomaar dood gaat! We hebben een totale obductie laten doen en hoopten dat er iets uit zou komen wat zijn dood verklaart: kanker, een tumor... Iets waarmee hij toch niet lang geleefd zou hebben. Alles was gezond! Hij had alleen een griepvirus.

Je gunt je kind geen pijn, geen lijdensweg. In die zin denk ik dat de plotselinge dood van Jip voor alle partijen het fijnste is. Ik moet er niet aan denken dat ik een kind heb dat kanker heeft en naar het ziekenhuis moet. Afschuwelijk. De enige troost die je dan als ouder hebt is - misschien - dat je kind verlost is van de pijn en de ellende. Maar ik geloof niet dat het invloed heeft op het rouwen. Ook dat kind mis je. Als een kind dood 'moet', dan maar liever zoals met Jip.


Fragment uit het interview met de moeder van Jip, gehouden op 5 november 2006.
Op tweede paasdag 2005 voelt Jip zich niet lekker en moet overgeven. Een paar dagen later constateert de huisarts een keelontsteking en schrijft antibiotica voor. Jip knapt wat op tot hij op de fatale zaterdag z'n medicijn uitspuugt, overgeeft en 's nachts komt te overlijden. Jip was toen ruim vierenhalf jaar oud.


INTERVIEW met de moeder van Jasmijn THEMA : afscheid

Eigenlijk ben ik blij voor Jasmijn dat het zo plotseling is gegaan. Dat klinkt misschien raar, maar als ik geweten had dat ze dood zou gaan, wat had ik dan tegen haar moeten zeggen?

Ik had ook niet gewild dat ze heel lang ziek zou zijn geweest, dat ze had moeten vechten tegen een of andere vreselijke ziekte. Dan kun je afscheid nemen, maar hoe? Moet je dan zeggen: 'Je gaat nu weg bij papa en mama en we zien je niet meer?' Hoe kun je nou afscheid nemen van een kind? Jasmijn overleed tijdens het reanimeren. Als ik haar hand had vastgehouden of zo was dat ook geen afscheid geweest: ik wist niet dat ze dood zou gaan. En ik denk echt niet dat ik het daarna minder zwaar zou hebben gehad.

Ik weet niet wat 'beter' is. Wij hadden geen ziek kind. Ik denk dat het op den duur allebei even erg is. Dat het gemis van een overleden kind in alle gevallen hetzelfde is. Maar dat de schok voor ons groter was door het plotselinge van het overlijden. Als een kind ziek geboren wordt, of later ziek wordt, heb je die klap al gehad op het moment dat je het bericht van de diagnose krijgt. Wij hadden een paar uur voor het overlijden nog een rondspringend kind.


Fragment uit het interview met de moeder van Jasmijn, gehouden op 2 november 2006.
Jasmijn voelde zich op eerste paasdag 2003 niet zo lekker en klaagde over pijn in haar nek.
Twintig uur later is ze overleden aan Meningokokken B sepsis. Ze was ruim vierenhalf jaar oud.