DAGBOEK 30 november 2002

We hebben het grafje verzorgd: dode bloemen weggegooid, bladeren weggeveegd en alles een beetje geordend. De roos die ik veertien dagen geleden in een vaas had gezet staat er nog prachtig bij. Kaars aangestoken. Dit keer een godskaars, zo'n kaars in een rood plastic omhulsel. Kun je gewoon bij Intratuin kopen. Er ligt een schap vol van.

Er was een man bezig met een ander graf. Een meisje van tweeëntwintig. Vast zijn dochter. Bij het verlaten van de begraafplaats groette hij me door even met zijn hoofd te knikken. Twee ouders die hun kind verloren hebben groeten elkaar. Er zijn geen woorden nodig.

Ik had behoefte om over het kerkhof te lopen. Op zoek naar verse graven. Waarom? Om te ervaren dat er weer nieuw leed geleden wordt door onbekenden? Ik had het kerkhof nog niet verkend, was alleen bij Justins plekje geweest. Ik zag opvallend veel graven van stokoude mensen. Plus nog een kindje van één jaar tussen volwassenen. Desondanks had het iets troostends.
Toen we weggingen flikkerde de kaars hevig.

Het verzorgen van het graf is een van de weinige dingen die we nog voor Justin kunnen doen. En in wezen doen we het alleen maar voor onszelf. En ook een beetje, heel ijdel, om anderen te laten zien dat we aandacht aan hem besteden. Door ervoor te zorgen dat hij 'er mooi bij ligt.' Want hijzelf merkt er natuurlijk geen mallemoer van. Het is surrogaat zorgen.

DAGBOEK 29 november 2002

Het lijkt wel of het dunne korstje dat zich in deze drie maanden op de rauwe wond van de plotselinge dood had gevormd, volledig verdwenen is. Als ik in gedachten de arts binnen zie komen in het kamertje in het ziekenhuis, waar ik in m'n eentje zit te wachten, raak ik in paniek. Alsof ik haar woorden 'Justin is dood' voor het eerst hoor.

Ook de uren vóór dat vreselijke moment hakken erin. Ik zie Justin in de buggy zitten, verslapt en naar adem happend.
En ik doe helemaal NIETS.
Ik wacht af.
De huisarts is met hem bezig, de ambulance is onderweg.
Ik besef totaal niet dat het zo SLECHT met hem gaat. Dat hij aan het doodgaan is. Gewoon voor m'n ogen.
En ik houd hem niet eens vast.
Ik geef hem over aan anderen met de rotsvaste overtuiging dat alles goed komt. Terwijl de tranen over mijn wangen stromen.
Ik ZAG het gewoon niet.
Of ik KEEK niet.

In het ziekenhuis heb ik wel even gedacht dat Justin er misschien iets aan over zou houden. Dat was het allerslechtste wat ik kon verzinnen. Hij zag zo bleek. Ik had geen contact met hem.
'Met een beetje zuurstof knapt hij wel op.'
Nou, dus niet.

Ik wil die dagen uit mijn geheugen knippen. Nooit meer wil ik die beelden zien. Ze verdringen ALLE herinneringen.

DAGBOEK 28 november 2011

Elio heeft zijn allereerste rapport gekregen. Alleen maar goed, goed en nog eens goed. We zijn erg trots op hem. Drie dagen na het overlijden van Justin brachten we hem naar school. Een kind van vijf dat thuis een opgebaard broertje had liggen. Dat geen etui met potloden en pennen in zijn rugzak had zitten maar wel een groot trauma.

Hij lijkt zich op z'n gemak te voelen in de klas, kan zich goed concentreren, vindt leren lezen en schrijven leuk, heeft vriendjes en gaat altijd met plezier naar school. Is het zijn redding, die nieuwe groep drie?

DAGBOEK 27 november 2002

Vanochtend zijn Peter en ik voor de vijfde keer naar de sauna geweest. Het is ons uitje geworden. We knappen er van op.

Elio is bij een vriendje aan het spelen, hij blijft er ook eten. Dat is heerlijk voor hem. Een gezin met vier zonen, met z'n zevenen aan tafel. Wij eten voor het eerst weer met z'n tweetjes. Er flitst door mijn hoofd: 'we gaan de stad in!' Vroeger moest je zo'n kans grijpen, lekker uit eten, even samen zijn zonder kinderen. Nu wil je nooit meer weg zonder kind.

DAGBOEK 26 november 2002

Ik heb vanmiddag thee gedronken bij een vriendin. Haar dochter deed me even ontzettend aan Justin denken. De manier waarop ze om haar speentje vroeg: zelfde woorden, zelfde intonatie, zelfde houding, zelfde blik, zelfde weten-dat-een-speentje-midden-op-de-dag-eigenlijk-niet-mag-uitstaling.

Over het algemeen doet het geen pijn om haar of andere crèchegenootjes te zien. Wel als ze samen zijn, met elkaar spelen en lol hebben, op het plein of bij een verjaardag. En vooral als Elio daar dan 'alleen' tussen zit.

DAGBOEK 23 november 2002

Sinterklaas arriveert in Leiden. Het is stralend weer. Elio heeft net een tekening gemaakt die hij per se aan de Sint wil geven. Ik kan het eigenlijk niet opbrengen om me in het feestgedruis te storten. Maar voor Elio doe ik het.

We missen Justin in alle hevigheid. Het verdrietige gevoel is zo sterk. Sinterklaas zonder Justin.

Elio vermaakt zich uitstekend, laat geen spoortje verdriet zien. Hij gaat er net zo in op als vorig jaar. Gelukkig maar.

Ik denk dat het de sfeer is. Dat verwachtingsvolle verheugen op, uitkijken naar. Die enorme blijdschap als de mand boordevol pakjes op de stoep staat. De opwinding, het rotsvaste geloof en eindeloze vertrouwen dat die goedheiligman gewoon elk jaar weer komt en iets voor je meebrengt.  Dat is ook zo ontzettend Justin: alles intens beleven, met stralende ogen. Het doet allemaal aan hem denken. En wéér een piepklein beetje meer beseffen dat hij er echt niet is. En volgende jaar ook niet, en....

DAGBOEK 20 november 2002

Er is veel irritatie tussen Peter en mij. Ik kan er slecht tegen dat hij zich zo afsluit en terugtrekt. Ik heb soms liever dat hij weggaat, dan dat hij onbereikbaar nabij is. Er zit een enorme afstand tussen ons die ik graag wil overbruggen. Maar ik heb geen puf om naar openingen te zoeken. Hopelijk brengt de psycholoog ons weer wat nader tot elkaar.

DAGBOEK 19 november 2002

Ik bel de kinderopvangorganisatie om te weten te komen op welke plaats Elio op de wachtlijst staat voor naschoolse opvang. Op afstandelijke toon vertel ik in twee zinnen wat er bij ons gebeurd is. Vervolgens vraag ik de dame aan de lijn of ze wil kijken of Justin nog op de lijst staat.
'Mevrouw, hij staat er nog op. Er staat overleden achter zijn naam. U heeft toch ook twee kinderen! Alleen de één zie je wel, en de ander niet.'
Zo is het. Ik ben moeder van twee kinderen. Eentje is dood. Maar ik ben nog steeds zijn moeder. Ik heb twee kinderen.

Ik ben op zoek naar verhalen over 'het leven' na de dood. Er moet meer zijn. Ik kan er anders helemaal niets mee. Ik heb gelezen dat de ziel van een overledene eerst een soort rustpauze heeft om te wennen aan het feit dat het niet meer in een lichaam zit. Een pauze voordat de ziel 'verder' gaat. Het is belangrijk dat de nabestaanden niet te lang en te veel verdriet hebben, anders komt de ziel niet tot rust en kan dus niet 'verder'.

Eigenlijk sterkt dat idee me wel. Wij moeten hier ook verder. En als het nou goed is voor ons én voor Justin om wel te rouwen en te huilen, maar ook andere dingen op te pakken, dan is dat een extra stimulans om door te zetten. Het is tevens een soort toestemming, toestemming om het weer een beetje leuk te hebben, om verder te mogen gaan.

Maar toch, het allerallerallerliefst wil ik hem gewoon hier bij me hebben.

'Hoeveel kusjes waren dat mama?'
'Wel een miljoen!'
'Zo veel?'

En dan die grote, zogenaamd verbaasde, supervrolijke ogen.

DAGBOEK 16 november 2002

Sinterklaas is in het land. Met de familie hebben we de intocht op televisie bekeken. Daarna wachtte ons een verrassing: op de stoep stond een zak met cadeautjes en een mooi gedicht. Het eindigde met: 'voor Justin heb ik niets meegebracht, die bezoek ik vannacht.'

Ik zie al een hele tijd op tegen deze periode. Het duurt zo lang, en het is zo'n kinderfeest, met herinneringen aan vroeger, aan mijn eigen jeugd. Ik word er melancholiek van. Elio en Justin beleefden er veel plezier aan vorig jaar. Elke dag waren ze aan het tekenen en zingen. De pakjesavond zelf was één groot feest. Hoe leuk is dit nog voor Elio, zo in z'n uppie?

Vandaag heb ik samen met een andere moeder een open haard gemaakt voor de klas van Elio. Een groot gevaarte van hout met een echte schoorsteenmantel en een vuur van lichtjes. Het ziet er prachtig uit en zal de kinderen maandagochtend verrassen. Het deed me goed om ermee bezig te zijn.

Met Elio gaat het redelijk. Hij heeft veel vriendjes die met hem willen spelen en daardoor veel afspraken. Hij is nog wel enorm onrustig aan tafel, vooral tijdens het avondeten. Hij kan niet stilzitten, maakt geluiden, staat regelmatig op, pakt alles wat zich binnen handbereik bevindt en speelt ermee. Soms barst hij zomaar in huilen uit. Mij houdt hij scherp in de gaten: 'mama, je huilt alweer, ik zie het.'

Ik ben de laatste dagen ontzettend moe en voel me opgejaagd en verscheurd. M'n ogen branden. Soms kan ik de foto van Justin niet meer zien.
Het blijft onwerkelijk.
Hoop ik stiekem dat dit tijdelijk is?

Nooit. Het is een woord waar ik niets mee kan.
Het is onvoorstelbaar.
Hoe lang duurt nooit?
Onvoorstelbaar lang waarschijnlijk.

Het lijkt al zo lang geleden dat hij er was. En tegelijkertijd voelt het alsof hij pas gisteren is overleden. Het is alsof ik een ander, tijdelijk, leven leidt, dat straks weer overgaat in mijn oude vertrouwde leventje. Eigenlijk doet denken aan hem nu meer pijn.

DAGBOEK 15 november 2002

Twee keer heb ik Justin in mijn dromen gezien. Met een uitdrukking op z'n gezicht, precies zoals hij naar me keek in de auto, op de terugweg vanuit Frankrijk. Een heel open, zachte, stralende blik. Prachtige grote ogen. Die blik viel me toen op, raakte me recht in mijn hart.

Alsof hij wist wat er komen ging.

TROOSTBOEK Neale Donald Walsch

Dood is een doorgang. We verliezen ons idee over onszelf, ons lichaam en onze geest. Dood is de ultieme re-identificatie. Een nieuw leven, een nieuwe kans. We sterven ook niet buiten onze wil. In een van mijn boeken staat: 'Elke dood is een vrije keus. Niemand sterft buiten zijn wil.' Niemand. Omdat we in een hoger bewustzijn weten: doodgaan is niet het eind. Eigenlijk willen we dóór met leven.
       
   U betoogt dat de mens zelf zijn ziekte creëert?

Ja, met onze gedachten, keuzes, handelingen.
      
   Is dat een absolute waarheid?

Natuurlijk.
      
   Een kind van drie jaar krijgt kanker. Is dat ook zijn eigen wil?

Natuurlijk.
      
   Kunt u dat uitleggen?

De ziel van dat driejarige kind is geen drie jaar. Die is al heel oud, tijdloos. En de ziel kiest voor die vorm van ziekte om redenen die alleen helder zijn voor die ziel. (....) De oude, eeuwige ziel in dat lichaampje heeft een speciale reden in ruimte en tijd om het leven te ervaren op die wijze.
      
   Wat kan die reden zijn?

Wie zal het zeggen? Ik kan er een bedenken voor je. Veel zielen die huizen in stervende kinderen doen dat niet voor hun eigen groei, maar voor de groei van anderen. In aardse termen: de dood is bedoeld als gift voor de mensen rondom het kind, om hen iets te leren en te laten begrijpen van de fundamenten van het leven. Door zo'n ingrijpende gebeurtenis ervaar je een dieper bewustzijn, je wordt een wijzer mens. Mij is verteld dat overleden kinderen engelen zijn, kleine, lieve engelen. Ze komen hier voor een dag, een week, een maand of een paar jaar. Ze hebben al vele levens geleefd en al vele malen ouderdom ervaren, dus ze missen niets.


Fragment uit het interview met Neale Donald Walsch in het tijdschrift Felderhof, oktober 2006. Neale Donald Walsch is bekend geworden met zijn bestseller Een ongewoon gesprek met God.

DAGBOEK 10 november 2002

Het leven na de dood houdt me bezig. Ik kan er helemaal niets mee dat Justin niet meer bestaat. Er moet iets zijn. Ik wil dat er iets is.

Zowel Peter als ik hebben heel duidelijk ervaren dat Justin er op een gegeven moment niet meer was. Zijn lichaam lag nog thuis opgebaard, maar hij was weg. Dat gebeurde de middag voordat hij in de kist werd gelegd. Misschien dat ik daardoor het sluiten van de kist niet als extreem zwaar heb ervaren. Het was slechts zijn lichaam. Ik heb zelfs gedacht: 'ga maar, je hebt je lang genoeg goed gehouden om ons aan je dood te laten wennen, laat maar los.'

Waar is hij naartoe gegaan? Waar is hij nu? We voelen hem voortdurend, vooral als we hier thuis zijn. Maar ook buiten. Het gebeurt regelmatig dat ons iets opvalt dat we opvatten als een teken, als iets van Justin. Zoals afgelopen vrijdag. We lopen het gangetje achter ons huis uit en onze blik wordt getrokken door een struik vol vlinders. Wel vijfentwintig, dertig dieprode vlinders. Op de hoek van de straat. Een plek waar we al minstens duizend keer langs zijn gekomen en waar we nooit ook maar één vlinder gezien hebben.

DAGBOEK 9 november 2002

Peter en ik zijn onder schooltijd naar de sauna geweest. Even helemaal schoon worden, letterlijk alle ellende, die diep in elke porie zit, uit je lijf zweten. En daarna onder de ijskoude waterstraal en in het ijskoude dompelbad. Het water hardt je als het ware. Je doorstaat een proef en bent trots op jezelf dat je hem doorstaan hebt. Dat geeft een goed gevoel. En dat is mooi meegenomen in een periode waarin heel weinig dingen een goed gevoel geven.

INTERVIEW met de moeder van Nini THEMA : gedenken

De as van Nini ligt in de tuin. Nini zelf? Die is in ons, in de andere kinderen, in gelijkenissen die je zo nu en dan ziet.

We vieren nog steeds de verjaardag van Nini met de kinderen en de moeder van mijn man. Vroeger ging ik met de kinderen bloemen bij de urn brengen. Totdat ik merkte dat ze er geen behoefte meer aan hadden. Ik wilde ze niets opdringen. De urn hier naartoe brengen was een geweldige opluchting. Dat hebben we tien jaar geleden gedaan, hij staat bij de rozenstruiken. Als ik in de tuin werk praat ik even met haar. De honden liggen er ook graag. Het geeft mij rust dat Nini niet alleen is. Ik heb de wens dat als ik dood ben onze as samen verstrooid zal worden. Dan is de cirkel weer rond.


Fragment uit het interview met de moeder van Nini, gehouden op 30 januari 2006.
Nini is door zuurstoftekort tijdens de geboorte ernstig gehandicapt geraakt. Ze is in 1982 overleden toen ze bijna zes jaar oud was.

DAGBOEK 6 november 2002

We vullen onze dagen met opruimen en ordenen. We gooien veel weg, doen eindelijk de klussen die al lange tijd op ons lijstje staan. Het interesseert ons echter geen zier, we werken zonder te voelen. Maar het is beter dan helemaal niets doen. En na afloop ervaren we een soort kortstondige voldoening. Het meest positieve gevoel dat we tot onze beschikking hebben.

De administratie is helemaal bij, de wasmand puilt niet meer uit, in de kasten liggen keurige stapeltjes goed, zelfs het pennenbakje is uitgemest. Peter stofzuigt elke week in alle hoeken en gaten, zeemt de ramen en heeft de plank boven de tafel afgestoft. Dat heeft hij nog nooit gedaan.

Het is hier dus opvallend opgeruimd en geordend, en op een bepaalde manier gezellig, alhoewel gezellig niet het juiste woord is. Huiselijk misschien? Of knus? Er staan altijd verse bloemen en er brandt continu een kaars voor Justin.

Als we maar bezig zijn.

DAGBOEK 5 november 2002

Sinds vorige week ben ik weer aan het zingen en ga dus als vanouds op donderdagavond de deur uit. Peter is vandaag voor het eerst naar voetbaltraining.

Na Justin's overlijden waren we elke avond thuis. We zaten op de bank, hondsmoe en beroerd, en staarden naar de tv. Televisie kijken hebben we echt moeten 'leren'. We konden ons nauwelijks concentreren en vonden niets interessant. En we vermeden vertrouwde beelden en tunes. Het heeft weken geduurd voordat we naar ons favoriete programma durfden te kijken. Cold Feet, een heerlijke mix van drama en droge humor. We genoten er altijd zo van, het was onze afsluiting van het weekend: zondagavond om acht uur Cold Feet.

De eerste keer dat we keken duurde het minstens een kwartier voordat we ons konden laten meevoeren naar de wereld van onze geliefde tv persoonlijkheden. Gelukkig was het tempo hoog, waren de intriges ingewikkeld en de grappen scherp, zodat er geen ontsnappen mogelijk was. Maar toen de eindtune wegstierf, stortten we met ongekende vaart onze eigen waanzinnige wereld weer in. Justin is dood.

DAGBOEK 4 november 2002

Het is zo anders, zo vreemd.

Ik kook bijvoorbeeld nauwelijks meer. Peter is slechts twee dagdelen op z'n werk en de rest van de tijd thuis. Hij kookt, vindt het leuker en belangrijker dan ik. We hebben geen gedoe meer rond etenstijd, geen stress. Peter is er elke dag, we eten met z'n drieën, heel gestructureerd. Elio krijgt van ons allebei gerichte aandacht. En na het toetje ruimt één van ons op en brengt de ander Elio naar bed.
Ongekend vroeg, namelijk om half acht, is de keuken aan kant en ligt Elio erin. Peter leest vervolgens uitgebreid de krant, ik schrijf of ga naar bed.

Er is opeens zo veel tijd.

DAGBOEK 3 november 2002

Vandaag zijn Elio en ik met vriendinnen en hun kinderen naar een theatervoorstelling in Alphen geweest. Ik heb twee keer gehuild. Bij een mooi liedje met de titel mama en bij de dood van een spinnetje. Het overlijden en de begrafenis van de spin werden gedetailleerd uitgebeeld. We zaten op de eerste rij.

Het was best gezellig maar ook anders dan vroeger. Andere gespreksonderwerpen, andere invalshoeken. Het gaat bij ons, hier thuis, niet meer over de drukte die twee kinderen brengen, hun ruzietjes, de zorgen of de verdeling van taken tussen de ouders. Onderwerpen die altijd hoog op de agenda stonden, waar wij, moeders, eindeloos over konden praten. Ik had weinig zin om ergens over te beginnen. Was me ook erg bewust van het feit dat ik sowieso minder te melden heb dan voorheen. We maken gewoon minder mee, we trekken ons terug, en alles staat 'in het kader van'.

Justin lijkt soms zo ver weg. Hoe voelde hij in mijn armen? Hoe was het met twee kinderen aan tafel?

INTERVIEW met de moeder van Johnny THEMA : gedenken

Ik hoop dat Johnny in de hemel is. Onder de vleugels van mijn moeder. En dat hij het goed heeft. Als hij bij mijn moeder is, dan heeft hij het goed.

Veel spullen van hem heb ik niet meer. Zijn kamer heb ik opgeruimd, die is daarna nooit meer gebruikt. Z'n kleren heb ik weggegeven. De kinderen hadden niet zo veel in die tijd. Ik heb wat tekeningen en dingen van school bewaard. Een zwaan met watten, z'n eerste moederdagcadeau. En ik heb een fotoalbum. Daar zitten ook de brieven in die ik gekregen heb na zijn overlijden. Er heeft altijd een foto van Johnny in huis gehangen.

Ik ga één keer in de zes weken naar het graf. Vroeger liep ik er iedere dag langs, maar echt bezoeken deed ik elke zes weken. Mijn moeder, m'n man en Johnny liggen bij elkaar. Ik mag er ook nog bij.

Kaarsen brand ik niet. Op de verjaardag en sterfdag van Johnny zet ik een bloemstuk op het graf. Dat is dan voor alledrie. Mijn andere kinderen en kleinkinderen gaan nooit mee. Dat geeft niet. Het is míjn verdriet. Ik wil er niemand mee opzadelen.



Fragment uit het interview met de moeder van Johnny, gehouden op 23 maart 2006.
Johnny is plotseling overleden in 1963, hij was toen viereneenhalf jaar oud.