TROOSTBOEK Het smalle pad van liefde - Vonne van der Meer

De elf maanden oude Björn, zoon van Floris en Françoise Vrijbloed, broertje van Lucie en Dedé, was op slag dood. Zinloos de gruwelijke details te beschrijven. Kijk niet om, als de vrouw van Lot naar haar brandende stad. Het staren naar ongeluk dat we niet hebben kunnen verhelpen, zal ons afstompen. Laat een paar feiten volstaan: het kind dat vroeg had leren lopen, had al menige val tegen deurpost en tafelrand overleefd maar de stenen van de pier waren hard, de vaart waarmee het lichte karretje erop afstormde te groot.
    Hij heeft niet geleden, een tel hooguit, maar het verdriet van zijn ouders is niet in tijd te meten. Ook maanden later leek het ongeluk soms net gebeurd. Overdag, maar ook midden in de nacht, beleefde de vader alles opnieuw en zag de buggy met zijn zoon weer op de Noordpier afkoersen. Hij riep het beeld niet op, het kwam ongevraagd, en nadat het weggeëbd was leek het alsof hijzelf op een steen was gekwakt.
    Hij hoefde zijn vrouw niets uit te leggen. Zij werd bezocht door dezelfde beelden maar op andere momenten. Toen ze tien jaar geleden verliefd werden, waren ze vaak net vogels in de baltstijd: tegelijkertijd kriebelden ze aan hun oorlelletje en in een café bestelden ze allebei een glas rode port, ze grinnikten om dezelfde grapjes. In rouw gedroegen ze zich heel verschillend, als dieren van een andere soort.

----------

'Hoe leg ik dat uit... Als ik me voorstel dat het echt uitgesloten is dat ik Björn ooit nog terugzie... Dat wil ik niet. Dat kan ik me ook niet voorstellen Maar hoe dat weerzien eruitziet, geen idee. Als ik daaraan denk, heb ik alleen maar vragen. Net als in dat lied van Eric Clapton: "Would you know my name, if I saw you in heaven? Would it be the same, if I saw you in heaven?"'

'In het Twents zeggen ze niet: hij is dood. Maar: hij is oet de tied.'

'Dan is hij dus nog ergens, ja, maar op een volkomen andere manier dan wij kunnen bedenken.'

'Er bestaat niet zoiets als "aan Björn herinnerd worden". Hij zit in ons.'

-----------

Laat ons niet langer stilstaan bij het rampjaar, niet zwelgen in het ongeluk van de kleine Björn en de schaduw die het wierp op ieder die hem liefhad. Gun dit gezin zijn schuwe periode, til de steen niet op waaronder het zich schuilhoudt. Onze tijd is er een van onlesbare nieuwsgierigheid naar het leed van mensen die geen familie, vrienden of buren zijn. De rouwband of de zwarte kleding, eens een teken waarin men al van een afstand zag dat er getreurd werd om ouder of echtgenoot, kind, broer of zusje, wordt niet meer gedragen. Zo maakten onze voorouders kenbaar: daarom is mijn blik naar binnen gekeerd, ben ik mager of juist vadsig geworden. Zwijgzaam, mensenschuw of voortdurend op zoek naar gezelschap. 

De symbolen van rouw zijn verdwenen, verwarring is ervoor in de plaats gekomen. Het rouwzwart is weg uit het straatbeeld, nu staren we naar gemonteerde beelden van betraande gezichten van mensen die we niet eens kennen en dus ook niet kunnen troosten. Dat staren maar niets kunnen doen maakt beschaamd. Schaamte heeft de plaats van mededogen ingenomen en degene die rouwt is eenzamer dan ooit.


bladzijden 18, 21-22, 56

Amsterdam, Atlas Contact, 2013 
ISBN 978-90-254-4123-4

Geen opmerkingen:

Een reactie posten