DAGBOEK 31 oktober 2003

Ik stel het werken aan mijn schrijfopdrachten voortdurend uit. Houd me voornamelijk bezig met lopende zaken. Ik heb het gevoel dat ik ervoor zorg dat Peter en Elio kunnen doen wat ze moeten en willen doen, maar dat ik niet toe kom aan mijn eigen 'ding'. En wat dat 'ding' nou precies is, weet ik eigenlijk niet.

INTERVIEW met de moeder van Jasmijn THEMA : geloof

Ik geloof niet in God, ik geloof meer in zielen. Die zijn ergens en ik zal Jasmijn ooit nog een keer zien. Maar dat geloof helpt niet, want ik moet haar hier missen. Ik wil haar nu zien, niet over vijftig jaar. Het verlangen zit zo diep, kon ik haar maar even vasthouden. Ze had ook moeten opgroeien. Je hoort niet dood te gaan als je vier bent.

Ik ben niet meer bang om dood te gaan. Ik wil nog niet dood, ik wil nog niet weg van mijn andere kinderen. Maar als ik doodga, dan zie ik haar. Daar houd ik me gewoon aan vast.

We hebben een paar tekens gehad. Tijdens de begrafenis hebben we ballonnen opgelaten. Het regende heel hard en de wind woei naar de andere kant van Nijmegen. Toen we terugkwamen, dwarrelde er een roze ballon in het gangetje achter ons huis. Daar heeft Jasmijn iets mee bedoeld. Zij heeft hem gestuurd, dacht ik meteen. Dat wil ik denken. Het was bijna onmogelijk dat die ballon hier kon zijn.

De kat deed ook opeens heel raar. Na haar overlijden sprong hij steeds in en bovenop de speelgoedkast, terwijl hij daarvoor nooit iets met die kast had. Zou Jasmijn in de buurt zijn?


Fragment uit het interview met de moeder van Jasmijn, gehouden op 2 november 2006.
Jasmijn is in 2003 plotseling overleden, ze was toen ruim vierenhalf jaar oud.

INTERVIEW met de moeder van Milan THEMA : troost

Weten dat er mensen voor je zijn, voor je klaar staan. Dat heeft mij geholpen. In het begin nam ik 'uurtjes' voor mezelf. Als ik thuis kwam van mijn werk ging ik op de bank een boek liggen lezen. Nu heb ik weleens het gevoel dat ik te weinig tijd heb. Te weinig tijd om mijn gedachten op een rijtje te zetten. Dat merk ik aan mezelf: dan wordt het allemaal teveel. Dan vergeet ik Milan. Vergeten is niet het goede woord. Ik weet niet hoe ik het moet omschrijven. Soms schrik ik ervan dat ik een hele dag niet aan hem gedacht heb en voel me schuldig.

Milan is overleden vlak voor onze verhuizing. Na zijn dood ben ik eerst z'n speelgoedkist gaan beschilderen. Die moest blauw worden volgens Milan. Met een visje erop. Dat heb ik gedaan. Daarna heb ik heel rustig in m'n eentje zijn kamer opgeruimd en z'n spullen in dozen gedaan. Kleren die weg mochten heb ik aan een vriendin gegeven. Zij heeft ze nog een jaar op zolder bewaard. Ze dacht dat ik er misschien spijt van zou krijgen. Nu staat die doos weer bij ons. Wat ik me voorgenomen had om niet te doen heb ik toch gedaan: ik heb er kleding uitgehaald voor onze jongste zoon. Hij had die kleren óók gedragen als Milan er nog was geweest. Ik heb één doos waar het lievelingstruitje van Milan in zit samen met nog een paar van die dingen. Die blijven daarin. Ik heb uiteindelijk dus niets weggegeven of weggegooid. Daarna ben ik met een vriendin zijn kamertje in het nieuwe huis gaan verven. In de kleuren die we met Milan hadden afgesproken.

Ik wilde voor elk kind een fotoboek maken, maar was daar nog steeds niet aan toegekomen. Ik ben met zijn boek begonnen. Dat heeft mij geholpen, gaf troost. Net als vaak naar hem toe gaan. Naar het graf. Lekker bij hem zitten.


Fragment uit het interview met de moeder van Milan, gehouden op 24 mei 2006.
Milan is in 2002 plotseling overleden toen hij bijna drieënhalf jaar oud was.

INTERVIEW met de moeder van Floris THEMA : heb je kinderen?

Als mensen mij vragen of ik kinderen heb zeg ik 'ja' en meteen ook hoeveel. Altijd. Tegen iedereen. Het maakt niet uit of ik mensen wel of niet ken. 'Ik heb vijf kinderen, vier lopen er rond en één is een sterretje.' Nieuwe mensen krijgen sowieso het verhaal over Floris te horen. Zonder uitzondering. Ik kan het niet voor me houden. Ik vind dat iedereen moet weten dat Floris ook bij ons hoort. Het gaat tegen mijn gevoel in om hem te negeren. Dan is het net of ik hem voor de buitenwereld geheim wil houden. Ik ben ook niet bang voor eventuele reacties. Ik heb mijn antwoord klaar. Ik vertel dat we hem levenloos in z'n bedje hebben aangetroffen en dat ik dat niet nog een keer mee moet maken. 'Nee, nee', wordt er dan meteen gemompeld. Eigenlijk heb ik alle reacties ondertussen wel gehad. Als mensen zeggen: 'Ik hoop dat je het een plekje kunt geven', zeg ik dat ik rouwen niet erg vind. Dat ik het juist fijn vind om ermee bezig te zijn. Ik wil het verdriet niet wegstoppen. Maar het hoeft niet altijd zichtbaar te zijn.

TROOSTBOEK Iep! - Joke van Leeuwen

Warre en Tine wandelden door het landschap bij hun huis. Tine had gezegd dat ze zo alleen zat als Warre weg was. En binnenblijven vond ze opeens moeilijker dan ooit. Viegeltje was er veel te veel niet. Niet aan de tafel, niet op de kast, niet in de mand. Ze was zo overal niet, dat Tine niet niet kon denken aan dat ze er niet was.
 Ze ging daarom eigenlijk toch maar liever mee om naar de vogels te kijken.
Warre vond het goed. En ze mocht ook vaak het boek vasthouden en de verrekijker. Maar naar de lucht kijken, dat lukte niet best. Het verdriet zat nog te zwaar aan de voorkant van haar hoofd.
 Ze besloten naar de stad te gaan. Daar waren veel andere mensen. Ze kenden die niet en ze hoefden ook niets tegen hen te zeggen, maar die andere mensen maakten het minder leeg om hen heen.

'Als ze weg moet vliegen, kan ik het niet tegenhouden, maar ik zou zo graag, zo heel erg graag, nog even DAG kunnen zeggen gá maar als je moet, en haar dan laten gaan. Dat voelt net zo als een punt aan het eind van een zin. Als er een punt staat, kun je een nieuwe zin beginnen. Als er geen punt staat, is de zin niet af, dan weet je niet, dan blijf je almaar, dan denk je nog, snap je...'




(bladzijde 56 - 57)
Libris, 2005, ISBN 90 451 0232 3 / NUR 283

DAGBOEK 25 oktober 2003

Gisteren was Elio jarig. Godzijdank is hij zeven geworden. Ik zal dat altijd houden: een angstig gevoel in de periode vóór zijn verjaardag. Bang dat hij, net als Justin, plotseling overlijdt.

Het was een drukke dag. Trakteren op school en bij z'n voetbalteam. Veel bezoek. Hij heeft genoten! Er liggen nu bergen nieuw Lego in de kamer. Ik heb als een kip zonder kop rondgerend, georganiseerd, geregeld en vooral veel onderdrukt. Niet voelen maar gaan. Want, gvd, waarom is Justin er niet?

Ik had het 's avonds helemaal gehad met alles en iedereen. Ik vond het één groot toneelstuk. Ik gedroeg me op het asociale af en had daar natuurlijk ruzie over met Peter. Maar het ging gewoon niet.

We hebben het er uitgebreid over gehad met de psycholoog. Je mag af en toe best pas op de plaats maken. Je mag verjaardagen echt wel minder uitgebreid vieren. En je mag ook weleens ergens niet naartoe gaan. Of bijvoorbeeld niet met z'n drieën, maar alleen diegene die het op kan brengen. Mild zijn voor jezelf. Ik heb weer flink gehuild en de hele zooi eruit gegooid. Daarna zijn we samen naar het grafje geweest. Rust.

DAGBOEK 19 oktober 2003

Ik denk dat het goed is dat ik dingen onderneem. Ik wil niet apathisch op de bank blijven zitten, bang om te verdrinken in het grote verdriet. En bang om het contact met de wereld kwijt te raken. Maar het kost overdreven veel energie. Er zijn steeds twee tegengestelde gevoelens: vreugde én pijn, plezier én verdriet, genieten én missen. Dat is zo vermoeiend! Ik bepaal voornamelijk achteraf of het goed is geweest wat ik gedaan heb. Het lijkt wel of niets meer vanzelf gaat. Voor alles moet ik moeite doen. Tour de force...

TROOSTMUZIEK Niemand weet - Marco Borsato




Niemand hoort
als ons lied weerklinkt
hoe je het met me zingt
in het refrein.

Wanneer je hand heel zacht
even de mijne pakt
is dat moment alleen
voelbaar voor mij.

Niemand ziet
want je bent er niet
het is enkel mijn hart dat me
vertelt
dat we nog samen zijn.

En niemand voelt
wat het met me doet
ik kan jou niet vergeten
mijn hart wil niet weten
dat jij bij me weg bent gegaan.
En wat iemand ook doet of zegt
ik sluit mijn ogen en ontken.

Omdat ik geloof
dat je nog bij me bent.

Elke herinnering
elke schim van elk moment
oh, mijn hart hoeft maar iets te herkennen
en het is gewoon echt
alsof je nog bij me bent.

Niemand weet
wat je nog met me doet
ik kan jou niet vergeten
mijn hart wil niet weten
dat jij me verliet voor altijd.
En wat iemand ook doet of zegt
ik sluit mijn ogen en ontken
omdat ik geloof
omdat ik geloof.

Ja, omdat ik je zie en kan horen
kan ruiken kan proeven
ja, ik voel je op ieder moment.

Omdat ik geloof
dat je nog bij me bent.


Niemand weet, gezongen door Marco Borsato, muziek en tekst van John Ewbank. Uitgebracht in 2010 op de CD Dromen durven delen.

DAGBOEK 13 oktober 2003

Ongesteld. Jammer, we hebben 'eraan gewerkt'. De kans dat het nog gaat lukken is erg klein. Ik troost mezelf met de gedachte dat ik een half jaar geleden zomaar zwanger was. Het behoort tot de mogelijkheden. Maar hoe lang nog?

INTERVIEW met de moeder van Jerome THEMA : familie & vrienden

Het contact met mijn familie is minder geworden. Nog minder. Ze kunnen er niet tegen als het niet goed gaat met ons. Als we huilen klappen ze dicht. We hebben geen ruzie hoor, maar het is oppervlakkig. Ik kan mijn verdriet niet bij hen kwijt. We praten niet meer over Jerome. En als hij toch - heel soms - ter sprake komt, zet ik een masker op. Ik kom waarschijnlijk heel hard over. Ze denken vast dat ik fluitend door het leven ga.

We hebben een hechte vriendenclub. Nog steeds. Een aantal ging voor ons zorgen. Heel fijn, maar op een gegeven moment kwamen ze te dichtbij. Toen dacht ik: nu is mijn verdriet weer van mij. Nu wil ik het even alleen doen.

Moeilijke situaties ga ik niet uit de weg. Kinderverjaardagen met taart bijvoorbeeld. 'Lang zal ze leven' zingen vind ik nog steeds vreselijk. Ik zing mee, maar het ligt aan de dag hoe ik me voel. Ik ga ook nog steeds winkelen met vriendinnen met kleine kinderen. Bij H&M. Dan kijk ik in de rekken met de maten van Jerome.

Je verwacht eigenlijk dat anderen ook continu aan Jerome denken. Dat is natuurlijk niet zo. Hun leven gaat gewoon door. Zelfs mensen die heel dichtbij je staan, waar je veel steun aan hebt, hebben ook hun eigen problemen. Dat vind ik soms moeilijk. Laatst kocht een vriendin schoenen voor haar kind. Ze zei: 'Hij krijgt geen dure hoor, dat is hij niet waard.' Toen dacht ik: weet je wel wat je zegt? Ik begrijp het aan de ene kant wel, maar ben ook teleurgesteld. Net als wanneer mensen niets van zich laten horen. Je hebt er zo veel aan als je een kaartje krijgt waar iets meer op staat dan alleen 'de groeten van'. Het geeft toch verzachting als mensen laten weten dat ze aan je denken. Ik wil niet dat ze me negeren. Ik vind het heel erg als mensen denken: nou, vandaag maar een blokje om want daar heb je haar.


Fragment uit het interview met de moeder van Jerome, gehouden op 21 december 2005.
Jerome is in 2003 plotseling overleden toen hij 3 jaar en 8 maanden oud was.

INTERVIEW met de moeder van Bob THEMA : afscheid

We wisten dat er van alles mis was met Bob, maar niemand had verwacht dat het zo snel zou gaan. Na de geboorte heb ik hem heel even bij me gehad. Daarna is hij op de IC gereanimeerd totdat wij aangaven dat ze ermee moesten stoppen. In het ziekenhuis hebben we afscheid van hem genomen: we hebben hem vastgehouden en kusjes gegeven. Toen zag hij er nog uit als een baby. Later was hij gewoon dood.

Bob is een dag in het ziekenhuis gebleven. De dag erna hebben we hem opgehaald. Hij leek al niet meer op het beeld dat ik van hem had. Ik vond het moeilijk om hem vast te houden. Hij voelde koud aan.

We zijn ons erg bewust geweest van de laatste momenten, de laatste handelingen. We hebben hem zelf naar het rouwcentrum gebracht. Een uur voor zijn begrafenis hadden we een bijeenkomst met vrienden. Er was wijn en bier. Het was immers óók het vieren van zijn komst. Dat vonden wij belangrijk. Bij ons was het een afscheid én een kennismaking.


Fragment uit het interview met de moeder van Bob, gehouden op 14 november 2005.
In mei 2003 is er met 25 weken zwangerschap een pretecho gemaakt. Daaruit bleek dat Bob een 'duidelijk gecompliceerde hartafwijking' had. Na de (normale) bevalling bleek er veel meer aan de hand te zijn. Bob heeft drie uur geleefd.


DAGBOEK 7 oktober 2003

Elio en ik zijn deze week twee keer, tijdens de middagpauze, naar de begraafplaats geweest. We hebben boterhammen gegeten tussen de grafstenen. Alsof het de normaalste zaak van de wereld was. Een keer ben ik teruggereden nadat ik hem bij school had afgezet. Ik heb toen een hele tijd op de grond voor het grafje gezeten. In de zon. Wachtend. Wachtend op wat? Ik weet het niet. Ik werd er wel rustig van.

DAGBOEK 5 oktober 2003

Na Justins verjaardag ben ik ingestort. Zo moe. En depressief. Nergens meer zin in. Ik kreeg het ook ontzettend op m'n heupen van de troep in huis. We puilen eruit. Ik geloof beslist dat chaos in je huis leidt tot chaos in je hoofd. En andersom. Er moest iets gebeuren. Dus ging Elio een nachtje logeren bij m'n ouders, en hebben Peter en ik de zolder uitgemest. Dat geeft goed gewerkt. We hebben veel uitgezocht en weggegooid, ruimte gecreëerd én we zijn samen bezig geweest. Ik richt me nu op kasten, laatjes, mandjes en ordners. M'n rug en handen doen pijn, ik kan niet stoppen. Maar ik heb het gevoel dat ik weer een beetje grip op het geheel krijg. En rust in m'n kop.

INTERVIEW met de moeder van Gijs THEMA : afscheid

Gijs wilde per se niet over zijn ziekte praten. Ik denk dat hij wel geweten heeft dat hij dood zou gaan, maar het is nooit uitgesproken. Ik zag er vreselijk tegenop dat ik de vraag 'Mama ga ik dood?' zou moeten beantwoorden. Dan had ik 'ja' moeten zeggen. Ik kon toch niet zeggen dat het niet zo was? En hoe ga je dan verder? De meningen hierover zijn trouwens verdeeld. Een verpleegkundige vond dat ik het hem moest vertellen omdat het mij anders altijd zou blijven achtervolgen. Maar je gaat toch niet naar je kind toe om te zeggen dat het nooit meer beter wordt?

Het is goed zo. Ik heb er geen last van. Ook niet van het feit dat ik geen afscheid heb kunnen nemen. Hij was in coma, je kon geen contact meer met hem maken. Het ging heel snel. We waren bij hem. Daar ben ik blij om. Mijn grootste angst was dat ik hem 's ochtends dood aan zou treffen.

Ik vind het lastig om te zeggen wat erger is: plotseling overlijden of overlijden na een ziekbed. Bij een ernstig ziekbed - waarbij duidelijk is dat je kind gaat sterven - heb je nog de mogelijkheid om een aantal leuke dingen te doen. Wij zijn bijvoorbeeld naar de Efteling geweest. We namen elke keer een beetje afscheid van iets van Gijs. Hij kon steeds iets niet meer. Het rouwen was in feite al begonnen. Je krijgt reservetijd. Volgens mij word je gek van ellende als je kind plotseling omkomt bij zoiets als een auto-ongeluk.

Het bericht dat hij kanker had, is wel als een mokerslag aangekomen. En het was heel moeilijk om hem te zien aftakelen. Op een gegeven moment kon hij eigenlijk niets meer. Dat was zo erg. Als ik nu foto's zie van een paar dagen voor zijn overlijden kan ik alleen maar denken: wat is dit vreselijk, hem is echt verder lijden bespaard gebleven.


Fragment uit het interview met de moeder van Gijs, gehouden op 3 juli 2006.
In 1999 wordt er bij Gijs een tumor ontdekt bij de hersenstam. De tumor is al te groot om behandeld te kunnen worden. Er wordt door de artsen geen enkele hoop gegeven. Vier maanden na de ontdekking overlijdt Gijs thuis. Hij is zesenhalf jaar oud geworden.